Dagelijkse lezing

vorige dag volgende dag

Zaterdag in week 20 door het jaar

Lezing uit het boek Ruth 2,1-3.8-11.4,13-17.
Noömi was van de kant van haar man Elimelech verwant aan een belangrijk man, die Boaz heette.
Ruth, de Moabitische, zei tegen Noömi: ‘Ik zou graag naar het land willen gaan om aren te lezen
bij iemand die me dat toestaat.’ Noömi antwoordde: ‘Doe dat maar, mijn dochter.’
Ze ging dus naar het land om aren te lezen, achter de maaiers aan.
Het toeval wilde dat de akker waar ze kwam van Boaz was, het familielid van Elimelech.
Daarop zei Boaz tegen Ruth: ‘Luister goed, mijn dochter.
Je moet niet naar een andere akker gaan om aren te lezen;
ga hier niet weg maar blijf dicht bij de vrouwen die voor mij werken.
Volg ze op de voet en houd je ogen gericht op het veld waar gemaaid wordt.
Ik zal mijn mannen zeggen je niet lastig te vallen. Als je dorst hebt,
ga dan naar de kruiken en drink van het water dat ze daar scheppen.’
Ze knielde, boog diep voorover en zei: ‘Waaraan heb ik het te danken
dat u zo goed voor mij bent, terwijl ik toch maar een vreemdeling ben?’
En Boaz antwoordde: ‘Meer dan eens is mij verteld over alles wat je voor je schoonmoeder
hebt gedaan na de dood van je man: dat je je vader en moeder en je geboorteland hebt verlaten
en naar een volk bent gegaan dat je volkomen onbekend was.
‘Ik dank u, heer,’ zei ze, ‘want u hebt zich mijn lot aangetrokken
en mij moed ingesproken, terwijl ik niet eens bij u in dienst ben.’
Toen het etenstijd was zei Boaz tegen haar: ‘Kom maar hier en neem een stuk brood
en doop het in de wijn.’ Ze ging naast de maaiers zitten, en hij gaf haar geroosterd graan.
Ze at tot ze genoeg had en ze hield zelfs nog over.
Toen ze weer opstond om te gaan werken, gaf Boaz zijn mannen de volgende opdracht:
‘Laat haar ook tussen de schoven aren lezen, zeg daar niets van.
Integendeel, jullie moeten juist wat halmen voor haar uit de bundels trekken
en die laten liggen, zodat zij ze op kan rapen. Verwijt haar dus niets.’
Zij werkte tot de avond op het veld en sloeg de korrels uit de aren
die ze geraapt had. Het was ongeveer een efa gerst.


Psalmen 128(127),1-2.3.4.5.
Gelukkig ieder die ontzag heeft voor de Heer
en de weg gaat die Hij wijst:
Je zult eten wat je werk opbrengt,
geluk en voorspoed vallen je toe.

Je vrouw als een vruchtbare wijnstok
in het midden van je huis,
je kinderen als jonge olijfbomen
in een kring om je tafel.

Ja, zo wordt gezegend
de man die ontzag heeft voor de Heer.

Ontvang de zegen van de Heer uit Sion,
verheug je in de voorspoed van Jeruzalem,
alle dagen van je leven.


Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs 23,1-12.
In die tijd sprak Jezus tot het volk en tot zijn leerlin­gen:
'Op de leerstoel van Mozes hebben de schriftge­leerden en de Farizeeën plaats genomen.
Doet en onderhoudt daarom alles wat zij u zeggen, maar handelt niet naar hun werken; want zelf handelen ze niet naar hun woorden.
Zij maakten bundels van zware, haast ondraag­lijke lasten en leggen die de mensen op de schou­ders, maar zelf zullen ze er geen vinger naar uitsteken.
Alles wat zij doen, doen zij om bij de mensen op te vallen; zij maken immers hun gebedsriemen breed en hun kwasten groot,
ze zijn belust op de ereplaats bij de maaltijden en de voor­naamste zetels in de synagogen,
ze laten zich graag groeten op de markt en willen door de mensen rabbi genoemd worden.
Maar gij moet u geen rabbi laten noemen. Gij hebt maar een Meester en gij zijt allen broe­ders.
En noemt niemand van u op aarde vader; gij hebt maar een Vader, de hemelse.
En laat u ook geen leraar noemen; gij hebt maar een leraar, de Christus.
Wie de grootste onder u is, moet uw dienaar zijn.
Al­wie zichzelf verheft, zal verne­derd en wie zichzelf vernedert zal verheven worden.



Doordeweekse vieringen

Oud Beijerland

  • Vrijdag 9:00 uur.
    Aansluitend Rozenkransgebed

Oude Tonge (Ebbe en Vloed)

  • Donderdag 10:30 uur

Puttershoek (Huis te Hoecke)

  • Elke 1e woensdag om 19:00 uur. Daarna koffie drinken.

Middelharnis

  • In mei elke vrijdag 10:00 uur Rozenkransgebed. Daarna koffie drinken.