Uit de Handelingen der apostelen 14,21b-27.
In die dagen keerden Paulus en Barnabas terug naar Lystra, Ikonium en Antiochië.
Daar bevestigden zij de leerlingen in hun goede gesteldheid, spoorden hen aan in het geloof te volharden
en zeiden dat wij door vele kwellingen het Rijk Gods moeten binnengaan.
In elke gemeente stelden zij na gebed en vasten oudsten voor hen aan
en vertrouwden hen toe aan de Heer, in wie zij nu geloofden.
Zij reisden door Pisidië naar Pamfylië,
predikten het woord in Perge en bereikten Attalia.
Daar gingen ze scheep naar Antiochië, vanwaar zij, aan Gods genade aanbevolen,
waren uitgegaan naar het werk dat zij volbracht hadden.
Na hun aankomst riepen zij de gemeente bijeen en vertelden alles
wat God met hun medewerking tot stand had gebracht
en hoe Hij voor de heidenen de poort van het geloof had geopend.
Psalmen 145(144),8-9.10-11.12-13ab.
De Heer is vol liefde en medelijden,
lankmoedig en zeer goedgunstig.
De Heer is bezorgd voor iedere mens,
barmhartig voor al wat Hij maakte.
Uw werken zullen U prijzen, Heer,
uw vromen zullen U loven.
Zij roemen de glorie van uw heerschappij,
uw macht verkondigen zij.
Zij maken uw kracht aan de mensen bekend,
de pracht van uw Koninkrijk.
Uw Rijk is een rijk voor alle eeuwen,
uw heerschappij geldt voor ieder geslacht.
Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes 21,1-5a.
Ik Johannes zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; want de eerste hemel
en de eerste aarde waren verdwenen, en ook de zee bestond niet meer.
En de heilige Stad, het Nieuw-Jeruzalem, zag ik neerdalen van God uit de hemel,
toegerust als een bruid, die voor haar man is getooid.
En ik hoorde van de Troon een machtige stem en ze sprak: Zie, de Woonstede Gods
bij de mensen: Hij zal zijn Tent bij hen spannen. Zij zullen zijn volk zijn, Hij: God met hen!
Elke traan wist Hij weg uit hun ogen; En nooit zal de dood er meer zijn,
geen rouw, geen geween en geen smart; Want het vroegere is voorbij!
En Die op de Troon is gezeten, sprak: Zie, Ik maak alles nieuw!
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes 13,31-33a.34-35.
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: 'Nu is de Mensenzoon verheerlijkt en God is verheerlijkt in Hem.
Als God in Hem verheerlijkt is, zal God ook Hem in zichzelf verheerlijken, ja, Hij zal Hem spoedig verheerlijken.
Kindertjes, nog maar kort zal Ik bij u zijn.
Een nieuw gebod geef Ik u: gij moet elkaar liefhebben, zoals Ik u heb liefgehad, zo moet ook gij elkaar liefhebben.
Hieruit zullen allen kunnen opmaken, dat gij mijn leerlingen zijt: als gij de liefde onder elkaar bewaart.'