Lezing uit het boek Numeri 24,2-7.15-17a.
Toen liet Bileam zijn blik rondgaan en zag Israël gelegerd, stam bij stam. Hij werd door de geest van God gegrepen
en hief hij deze orakelspreuk aan: ‘Zo spreekt Bileam, de zoon van Beor, zo spreekt de man wiens oog geopend is,
zo spreekt hij die Gods woorden hoort en ziet wat de Ontzagwekkende toont, in vervoering, met ontsloten ogen:
Hoe mooi zijn uw tenten, Jakob, hoe mooi uw woningen, Israël,
als palmbomen, overal verspreid, als tuinen langs een rivier, als aloë’s door de Heer geplant, als ceders langs het water.
Israëls emmers lopen over, zijn zaad krijgt water in overvloed. Zijn koning wordt groter dan Agag, zeer machtig zijn koningschap.
Daarop hief hij deze orakelspreuk aan: ‘Zo spreekt Bileam, de zoon van Beor, zo spreekt de man wiens oog geopend is,
zo spreekt hij die Gods woorden hoort, die weet wat de Allerhoogste weet en ziet wat de Ontzagwekkende toont, in vervoering, met ontsloten ogen:
Wat ik zie is niet in het heden, wat ik waarneem is niet nabij. Een ster komt op uit Jakob, een scepter uit Israël.
Psalmen 25(24),4bc-5ab.6-7bc.8-9.
Toon mij uw wegen, Heer,
En maak mij uw paden bekend;
Wijs mij de weg van uw waarheid en onderricht mij,
want U bent de God die mij redt.
Denk aan uw barmhartigheid, Heer,
aan uw liefde door de eeuwen heen.
maar denk met liefde aan mij.
en laat uw goedheid spreken, Heer.
Goed en rechtvaardig is de Heer,
Hij wijst zondaars de weg,
Wie nederig zijn leidt Hij in het rechte spoor,
Hij leert hun zijn paden te gaan.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs 21,23-27.
Op een zekere dag ging Jezus naar de tempel, en toen Hij daar aan het onderrichten was, kwamen de hogepriesters en de oudsten van het volk Hem de vraag stellen: 'Welke bevoegdheid hebt Gij om dit alles te doen? En wie heeft U die bevoegdheid dan gegeven?'
Jezus antwoordde hun: 'Ik zal u ook een vraag stellen, en als gij Mij daar antwoord op geeft, dan zal Ik u op mijn beurt zeggen krachtens welke bevoegdheid Ik dit alles doe.
Het doopsel van Johannes, waar was dat vandaan? Van de hemel of van de mensen?' Zij beraadslaagden onder elkaar: 'Als wij zeggen: van de hemel, dan zal Hij tegen ons zeggen: Waarom hebt gij hem dan geen geloof geschonken?
Als we zeggen: van de mensen, dan hebben wij het volk te vrezen, want iedereen houdt Johannes voor een profeet.'
Ze gaven Jezus dus ten antwoord: 'Wij weten het niet.' Toen zei Hij op zijn beurt tot hen: 'Dan zeg Ik u evenmin krachtens welke bevoegdheid Ik zo handel.