Uit de profeet Sefanja) 3,14-18a.
Sion, jubel van vreugde, juich, Israël, verheug en wees blij Jeruzalem, met heel uw hart.
Het vonnis dat op u drukte, werd door de Heer vernietigd. Hij heeft uw vijand verjaagd.
De Heer, de Koning van Israël, blijft bij u: nu hoeft gij geen onheil meer te vrezen!
Op die dag zal er tot Jeruzalem gezegd worden Vrees niet, Sion, en laat uw handen niet verslappen.
De Heer, uw God, is bij u als een reddende held.
Uitermate verheugt Hij zich om u, door zijn liefde maakt Hij u nieuw;
Hij jubelt om u van vreugde.
Uit profeet Jesaja 12,2-3.4bcd.5-6.
Ja, God is mijn heil, ik verlaat mij op Hem,
ik hoef voor geen onheil te vrezen.
De Heer is mijn sterkte, de Heer geeft mij kracht,
Hij toont zich mijn helper en redder.
Gij zult in vreugde water putten
aan de bronnen van uw Redder.
Brengt dank aan de Heer en huldigt zijn Naam,
verkondigt de volken zijn machtige daden,
maakt alom zijn grootheid bekend.
Zingt luid voor de Heer, die wonderen deed,
laat heel de aarde het horen.
Verheugt u en juicht, gij die Sion bewoont,
want Israëls Heilige woont in uw midden.
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Filippi 4,4-7.
Verheugt u in de Heer te allen tijde. Nog eens: verheugt u!
Uw vriendelijkheid moet bij alle mensen bekend zijn. De Heer is nabij.
Weest onbezorgd. Laat al uw wensen bij God bekend worden in gebed en smeking, en nooit zonder dankzegging.
En de vrede van God, die alle begrip te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten behoeden in Christus Jezus.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 3,10-18.
De mensen stelden hem nu de vraag: 'Wat moeten wij dan doen?'
Hij gaf hun ten antwoord: 'Wie dubbele kleding heeft, laat hij delen met wie niets heeft en wie voedsel heeft, laat hij hetzelfde doen.'
Er kwamen ook tollenaars om gedoopt te worden en ze vroegen hem: 'Meester, wat moeten wij doen?'
Hij zei hun: 'Niet meer vragen dan voor u is vastgesteld.'
Ook soldaten ondervroegen hem: 'En wij, wat moeten wij doen?' Hij antwoordde: 'Niemand uitplunderen, niemand iets afpersen, maar tevreden zijn met uw soldij.'
Omdat het volk vol verwachting was en iedereen zich aangaande Johannes de vraag stelde, of hij niet de Messias zou zijn,
gaf Johannes aan allen het antwoord: 'Ik doop u met water, maar er komt iemand die sterker is dan ik;
ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken. Hij zal u dopen met de heilige Geest en met vuur.
De wan heeft Hij in zijn hand om zijn dorsvloer grondig te zuiveren en zijn tarwe te verzamelen in de schuur, maar het kaf zal Hij verbranden in onblusbaar vuur.'
Zo en met nog vele andere vermaningen verkondigde hij aan het volk de Blijde Boodschap.