Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome 8,1-11.
Broeders en zusters, voor hen dus die in Christus Jezus zijn,
bestaat er thans geen vonnis meer.
De 'wet' van de Geest die in Christus Jezus het leven schenkt,
heeft u vrijgemaakt van de wet van de zonde en de dood.
Wat de wet niet vermocht, machteloos als ze was door het vlees,
dat heeft God bewerkt door zijn Zoon te zenden in de gestalte van het vlees der zonde
en terwille van de zonde: Hij heeft in het vlees zelf de zonde gevonnist,
opdat de eis van de wet vervuld zou worden door ons,
die niet leven volgens het vlees maar volgens de Geest.
Zij die leven volgens het vlees, zinnen op wat het vlees wil.
Die geleid worden door de Geest, zinnen op de dingen van de Geest.
Het streven van het vlees loopt uit op de dood,
het streven van de Geest op leven en vrede.
Want het verlangen van het vlees staat vijandig tegenover God.
Het onderwerpt zich niet aan Gods wet, het kan dit niet eens;
en zij die volgens het vlees leven, kunnen God niet behagen.
Maar uw bestaan wordt niet beheerst door het vlees, doch door de Geest, omdat de Geest van God in u woont.
Zou iemand de Geest van Christus niet hebben, dan behoort hij Hem niet toe.
Als Christus in u is, blijft uw lichaam wel door de zonde de dood gewijd,
maar uw geest leeft, dank zij de gerechtigheid.
En als de Geest van Hem die Jezus van de doden heeft opgewekt, in u woont,
zal Hij die Christus Jezus van de doden heeft doen opstaan, ook uw sterfelijk lichaam
eenmaal levend maken door de kracht van zijn Geest, die in u verblijft.
Psalmen 24(23),1-2.3-4ab.5-6.
Van de Heer is de aarde en alles wat daar leeft,
de wereld en wie haar bewonen,
Hij heeft haar op de zeeën gegrondvest,
op de stromen heeft Hij haar verankerd.
Wie mag de berg van de Heer bestijgen,
wie mag staan op zijn heilige plaats?
Wie reine handen heeft en een zuiver hart,
zich niet inlaat met leugens.
Zegen zal hij ontvangen van de Heer
en recht verkrijgen van God, zijn Redder.
Dat valt hun ten deel die U zoeken,
die zich tot U wenden – het volk van Jakob
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 13,1-9.
In die tijd waren er bij Jezus enkele mensen die Hem vertelden wat er gebeurd was met de Galileeërs, van wie Pilatus het bloed met dat van hun offerdieren vermengd had.
Daarop zei Jezus: Denkt ge, dat onder alle Galileeërs alleen dezen zondaars waren, omdat zij dat lot ondergaan hebben?
Volstrekt niet, zeg Ik u. Maar als gij u niet bekeert, zult ge allen op een dergelijke manier omkomen.
Of die achttien die gedood werden, doordat de toren bij de Siloam op hen viel: denkt ge dat die alleen schuldig waren onder alle mensen die in Jeruzalem woonden?
Volstrekt niet, zeg Ik u. Maar als gij niet tot bekering komt, zult ge allen op eenzelfde wijze omkomen.'
Hij vertelde nu deze gelijkenis: 'Iemand had een vijgeboom die in zijn wijngaard geplant stond; hij kwam zoeken of er vrucht aan zat, maar vond niets.
Toen zei hij tot de wijngaardenier: Al sinds drie jaar kom ik aan deze vijgeboom vruchten zoeken, maar ik vind er geen. Hak hem om: waartoe put hij nog de grond uit?
Maar de man gaf hem ten antwoord: Heer, laat hem dit jaar nog staan; laat mij eerst de grond er omheen omspitten en er mest op brengen.
Misschien draagt hij het volgend jaar vrucht; zo niet, dan kunt ge hem omhakken.'