Uit het boek Genesis 18,1-10a.
In die dagen verscheen de Heer aan Abraham, bij de eiken van Mamre.
Op het heetst van de dag zat Abraham in de ingang van zijn tent.
Toen hij opkeek, zag hij even verderop plotseling drie mannen staan.
Onmiddellijk snelde hij de tent uit, naar hen toe. Hij boog diep
en zei: ‘Heer, wees toch zo goed uw dienaar niet voorbij te gaan.
Ik zal wat water voor u laten halen zodat u uw voeten kunt wassen,
maak het u hier onder de boom intussen gemakkelijk.
Ik zal u ook iets te eten brengen, zodat u weer op krachten kunt komen voordat u verdergaat.
Daarvoor bent u immers bij uw dienaar langsgekomen?’ Zij antwoordden: ‘Wij nemen uw uitnodiging graag aan.’
Abraham haastte zich naar de tent, naar Sara. ‘Vlug,’ zei hij, ‘drie schepel fijn meel! Maak deeg en bak brood.’
Daarna snelde hij naar de kudde, zocht een mooi kalf uit dat er mals uitzag,
en gaf dat aan een knecht, die het onmiddellijk klaarmaakte.
Hij haalde boter en melk, nam het gebraden kalf en zette alles aan zijn gasten voor.
Terwijl zij aten, bleef hij bij hen staan onder de boom.
‘Waar is Sara, uw vrouw?’ vroegen zij hem. ‘Daar, in de tent,’ antwoordde hij.
Toen zei een van hen: ‘Ik kom over precies een jaar bij u terug en dan zal uw vrouw Sara
een zoon hebben.’ Sara, die in de ingang van de tent stond, achter de man, hoorde dat.
Psalmen 15(14),2-3.3-4.5.
Wie rechtvaardig is en eerbaar leeft,
in zijn hart geen boze plannen koestert,
geen bedrog pleegt met zijn tong.
Wie zijn evenmens geen schade doet;
en zijn buren niet te schande zet.
Wie de boosdoeners veracht,
maar de dienaars van de Heer in ere houdt;
Wie zijn evenmens geen schade doet;
en zijn buren niet te schande zet.
Wie de boosdoeners veracht,
maar de dienaars van de Heer in ere houdt;
Wie beloften in zijn eigen nadeel toch volbrengt;
wie zijn bezit niet uitleent tegen woeker,
Wie zich zo gedraagt
zal niet wankelen in eeuwigheid.
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de Kolosse 1,24-28.
Broeders en zusters, op het ogenblik verheug ik mij dat ik voor u mag lijden en in mijn lichaam aanvullen
wat nog ontbreekt aan de verdrukkingen van de Christus, ten bate van zijn lichaam, dat is de kerk.
Haar dienaar ben ik geworden krachtens het goddelijk ambt, dat mij met het oog op u is verleend,
om namelijk het woord van God te brengen in heel zijn volheid:
om het geheim te verkondigen dat verborgen was voor alle eeuwen
en alle generaties, maar dat nu is geopenbaard aan zijn heiligen.
Hun heeft God bekend willen maken hoe machtig en hoe wonderbaar dit geheim is onder de heidenvolken.
En het luidt: 'Christus is in u', en ook: 'de hoop op een eeuwige heerlijkheid'.
Hem verkondigen wij, wanneer wij allen zonder onderscheid vermanen en onderrichten met alle wijsheid
die ons gegeven is, om ook allen zonder onderscheid in Christus tot volmaaktheid te brengen.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 10,38-42.
In die tijd kwam Jezus in een dorp, waar een vrouw die Marta heette, Hem in haar woning ontving.
Ze had een zuster, Maria, die gezeten aan de voeten van de Heer, luisterde naar zijn woorden.
Marta werd in beslag genomen door de drukte van het bedienen, maar ze kwam er een ogenblik bij staan en zei: 'Heer, laat het U onverschillig, dat mijn zuster mij alleen laat bedienen? Zeg haar dan dat ze mij moet helpen.'
De Heer gaf haar ten antwoord: 'Marta, Marta, wat maak je je bezorgd en druk over veel dingen.
Slechts een ding is nodig. Maria heeft het beste deel gekozen, en het zal haar niet ontnomen worden.'