Uit profeet Baruch 5,1-9.
Jeruzalem, leg af uw kleed van ellende en rouw; bekleed u met Gods stralende schoonheid, voor altijd.
Sla de mantel van Gods gerechtigheid om, zet op uw hoofd de roemrijke kroon van de Eeuwige.
Want God wil dat uw heerlijkheid schittert overal onder de hemel.
Voor eeuwig noemt God u: 'Vrede‑door‑gerechtigheid, heil‑door‑godsvrucht.'
Jeruzalem, kijk van boven op de berg naar het oosten en zie uw kinderen van alle kanten samenkomen
op het woord van de heilige God, verheugd, dat Hij weer aan hen denkt.
Te voet gingen zij van u heen, weggesleept door de vijand,
maar eervol brengt God hen terug, als op een koningstroon gedragen.
Hij heeft bevel gegeven: alle bergen en heuvels te slechten en de dalen te vullen,
zodat het hele land vlak wordt en Israël zegepralend en veilig kan optrekken.
Ook de bossen en alle geurige bomen geven Israël schaduw, op zijn bevel.
Hijzelf vergezelt, barmhartig en genadig, het jubelend Israël met de glans van zijn licht.
Afschrift van de brief waarin Jeremia op Gods bevel de ballingen waarschuwde,
die door de Koning van de Babyloniërs gevangen naar Babel werden vervoerd.
Psalmen 126(125),1-2ab.2cd-3.4-5.6.
De Heer bracht Sions ballingen terug,
het was alsof wij droomden.
Toen lachten alle monden
en juichte elk tong.
Toen zei men bij de volken:
geweldig is het wat de Heer hen deed.
Geweldig was het wat de Heer ons deed,
daarom zijn wij zo blij.
Keer nu ons lot ten goede, Heer,
zoals een beek doet in de Zuid-woestijn.
Die onder tranen zaaien
zij oogsten met gejuich.
Vol zorgen gaan zij uit
met zaaizakken beladen;
maar keren zingend weer
beladen met hun schoven.
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Filippi 1,4-6.8-11.
altijd, bij al mijn gebeden voor u allen.
En ik verricht mijn gebed met blijdschap, omdat gij van de eerste dag tot nu toe
uw deel hebt bijgedragen tot de prediking van het evangelie.
Ik ben er zeker van dat Hij die het goede werk in u begonnen is,
het zal voltooien tegen de dag van Christus Jezus.
God weet hoe vurig ik naar u allen verlang, met de innigheid van Christus Jezus zelf.
En dit is mijn bede: moge uw liefde steeds rijker worden aan inzicht en fijngevoeligheid,
om te kunnen onderscheiden waar het op aankomt. Dan zult gij op de dag van Christus
ongerept en onberispelijk zijn,
verzadigd met de vrucht der gerechtigheid, die komt van Jezus Christus,
tot eer en lof van God.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 3,1-6.
In het vijftiende regeringsjaar van keizer Tiberius, toen Pontius Pilatus landvoogd van Judea was, Herodes viervorst van Galilea, diens broeder Filippus viervorst van het gewest Iturea en Trachonitus, en Lysanias viervorst van Abilene,
onder het hogepriesterschap van Annas en Kajafas, kwam het woord van God over Johannes, de zoon van Zacharias, in de woestijn.
Daarop begon hij in heel de streek rond de Jordaan op te treden en een doopsel van bekering te preken tot vergeving van zonden,
zoals staat in het boek der godsspraken van de profeet Jesaja: Een stem van iemand die roept in de woestijn: Bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht.
Elk dal moet gevuld, elke berg of heuvel geslecht worden; de kronkelpaden moeten recht, de ruwe wegen effen worden.
En heel de mensheid zal Gods redding zien.