Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Filippi 2,5-11.
Broeders en zusters, die gezindheid moet onder u heersen welke ook Christus Jezus bezielde:
Hij die bestond in goddelijke majesteit heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkheid met God:
maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. En als mens verschenen,
heeft Hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis.
Daarom heeft God Hem hoog verheven en Hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat,
opdat in de naam van Jezus elke knie zich zal buigen, in de hemel, op de aarde en onder de aarde,
en elke tong zal belijden: ‘Jezus Christus is Heer,’ tot eer van God, de Vader.
Psalmen 22(21),26b-27.28-30a.31-32.
Van U komt mijn lofzang in de kring van het volk.
De vernederden zullen eten en worden verzadigd.
Zij die hem zoeken, brengen lof aan de Heer.
Voor altijd mogen jullie leven!
Overal, tot aan de einden der aarde,
zal men de Heer gedenken en zich tot hem wenden.
Voor U zullen zich buigen
alle stammen en volken.
Want het koningschap is aan de Heer,
Hij heerst over de volken.
Wie in het graf zijn neergedaald, zullen Hem aanbidden
Een nieuw geslacht zal hem dienen
en aan de kinderen vertellen van de Heer;
Aan het volk dat nog geboren moet worden
zal het van zijn gerechtigheid verhalen:
Hij is een God van daden.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 14,15-24.
In die tijd zei een van de tafelgenoten tot Jezus:
'Gelukkig al wie zijn maaltijd zal houden in het Rijk Gods.'
Jezus vervolgde: ‘Iemand wilde een groot feestmaal geven en nodigde tal van gasten uit.
Op het uur van de maaltijd zond hij zijn dienaar om aan de genodigden te zeggen: Komt, alles is gereed.
Maar zij begonnen zich allen opeens te verontschuldigen. De eerste liet hem zeggen:
Ik heb een akker gekocht en moet die noodzakelijk gaan bekijken;
ik verzoek u mij wel te willen verontschuldigen.
Een tweede zei: Ik heb vijf span ossen gekocht en moet ze gaan proberen;
ik verzoek u mij te willen verontschuldigen.
Weer een ander: Ik ben zo pas getrouwd; daarom kan ik niet komen.
Bij zijn thuiskomst bracht die dienaar dat alles aan zijn meester over. Nu ontstak de heer des huizes in toorn
en beval aan zijn dienaar: Haast je naar de straten en stegen van de stad en breng de armen,
gebrekkigen, blinden en kreupelen hier binnen.
Toen de dienaar hem zei: Heer, wat gij bevolen hebt is gebeurd, en nog is er plaats,
droeg de heer zijn dienaar op: Ga naar de wegen en de binnenpaden
en nodig de mensen dringend uit binnen te komen, want mijn huis moet vol worden.
Ik zeg u: Geen enkel van de mannen die het eerst genodigd waren,
zal van mijn feestmaal proeven.'