Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Efeze 6,1-9.
Kinderen, gehoorzaamt uw ouders; zo hoort het.
Eer uw vader en uw moeder, zo luidt het eerste gebod waaraan een belofte is verbonden,
opdat het u welga en gij lang moogt leven op aarde.
En gij, vaders, verbittert uw kinderen niet, maar voedt ze op met christelijke tucht en vermaning.
Slaven, weest uw aardse meesters gehoorzaam met eerbied en in eenvoud des harten, als gold uw onderdanigheid Christus zelf,
niet als ogendienaars om mensen te behagen, maar als knechten van Christus, die Gods wil van harte volbrengen.
Dient welgemoed in de mensen de Heer,
wetend dat ieder, hij moge slaaf zijn of vrije, het goede dat hij gedaan heeft, van de Heer zal terugontvangen.
En gij meesters, behandelt hen in dezelfde geest. Laat dreigementen achterwege. Denkt eraan dat gij dezelfde meester in de hemel hebt als zij; Hij heeft geen gunstelingen.
Psalmen 145(144),10-11.12-13ab.13cd-14.
Uw werken zullen U prijzen, Heer,
uw vromen zullen U loven.
Zij roemen de glorie van uw heerschappij,
uw macht verkondigen zij.
Zij maken uw kracht aan de mensen bekend,
de pracht van uw Koninkrijk.
Uw Rijk is een rijk voor alle eeuwen,
uw heerschappij geldt voor ieder geslacht.
Waarachtig is God in al zijn woorden
en heilig in al wat Hij doet.
De Heer ondersteunt die dreigen te vallen,
richt al wie gebukt gaat weer op.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 13,22-30.
In die tijd trok Jezus rond door steden en dorpen, gaf er onderricht en zette zijn reis voort naar Jeruzalem.
Iemand vroeg Hem: 'Heer, zijn er weinig die gered worden?' Maar Hij sprak tot hen:
'Spant u tot het uiterste in om door de nauwe deur binnen te komen, want, Ik zeg u, velen zullen het proberen, maar er niet in slagen binnen te komen.
Als eenmaal de huisvader is opgestaan en de deur gesloten heeft en gij dan buiten op de stoep begint te kloppen en te roepen: Heer, doe open! zal Hij u antwoorden: Ik weet niet waar gij vandaan komt.
Dan zult ge opwerpen: In uw tegenwoordigheid hebben wij gegeten en gedronken, en in onze straten hebt Gij onderricht gegeven. Maar weer zal zijn antwoord zijn: Ik weet niet waar gij vandaan komt.
Gaat weg van Mij, gij allen, bedrijvers van ongerechtigheid.
Daar zal geween zijn en tandengeknars, wanneer gij Abraham, Isaak en Jakob en al de profeten zult zien in het Rijk Gods, terwijl ge zelf buiten geworpen zult zijn.
Zij zullen komen uit het oosten en het westen, uit het noorden en het zuiden, en aanzitten in het Koninkrijk Gods.
Denkt eraan: er zijn laatsten die eersten en eersten die laatsten zullen zijn.'