Uit profeet Jeremia 31,7-9.
Dit zegt de Heer: Juich van vreugde over Jakob, jubel aan het hoofd van alle volken,
roep het uit, zing een lofzang: 'De Heer heeft zijn volk gered,
en wat er van Israël nog overbleef bevrijd.'
Ik laat hen uit het noorden terugkeren en breng hen samen van de einden der aarde.
Ook blinden en lammen komen mee, ook zwangere vrouwen,
en vrouwen in barensnood. In dichte drommen keren ze terug.
Zij komen terug in tranen, ze heffen smeekbeden aan, en Ik zal hen leiden. Ik breng hen
naar stromende beken en voer hen over geëffende wegen; daar kunnen zij niet struikelen.
Want Ik ben voor Israël een vader, en Efraïm is mijn eerstgeboren zoon.
Psalmen 126(125),1-2ab.2cd-3.4-5.6.
De Heer bracht Sions ballingen terug,
het was alsof wij droomden.
Toen lachten alle monden
en juichte elk tong.
Toen zei men bij de volken:
geweldig is het wat de Heer hen deed.
Geweldig was het wat de Heer ons deed,
daarom zijn wij zo blij.
Keer nu ons lot ten goede, Heer,
zoals een beek doet in de Zuid-woestijn.
Die onder tranen zaaien
zij oogsten met gejuich.
Vol zorgen gaan zij uit
met zaaizakken beladen;
maar keren zingend weer
beladen met hun schoven.
Uit de brief aan de Hebreeën 5,1-6.
Broeders en zusters, wie uit het volk tot hogepriester wordt gekozen, wordt aangesteld
om tussen God en de mensen te bemiddelen, om gaven en offers te brengen voor de zonden.
Doordat hij zelf aan zwakheden ten prooi kan vallen, is hij bij machte begrip op te brengen voor hen die uit onwetendheid dwalen,
en daarom moet hij niet alleen offers opdragen voor de zonden van het volk maar ook voor zijn eigen zonden.
Niemand kan zich die waardigheid toe-eigenen, men wordt daartoe door God geroepen, zoals ook met Aäron gebeurde
Christus heeft zich de eer hogepriester te worden evenmin zelf verleend, dat deed degene die tegen hem zei: ‘Jij bent mijn zoon, ik heb je vandaag verwekt.’
Ergens anders zegt Hij iets vergelijkbaars: ‘Jij zult voor eeuwig priester zijn, zoals ook Melchisedek dat was.’
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus 10,46-52.
In die tijd kwam Jezus, vergezeld van zijn leerlingen in Jericho. Maar toen ze
vergezeld van een flinke menigte, uit Jericho wegtrokken,
zat een blinde bedelaar, Bartimeüs, de zoon van Timeüs, langs de weg.
Zodra hij hoorde dat het Jezus de Nazarener was,
begon hij luidkeels te roepen: 'Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij!'
Velen snauwden hem toe te zwijgen, maar hij riep nog veel harder:
'Zoon van David, heb medelijden met mij!'
Jezus bleef staan en zei: 'Roep hem eens hier.' Ze riepen de blinde toe:
'Heb goede moed! Sta op. Hij roept u.'
Hij wierp zijn mantel af, sprong overeind en kwam naar Jezus toe.
Jezus vroeg hem: 'Wat wilt ge dat Ik voor u doe?' De blinde antwoordde Hem:
'Rabboeni, maak dat ik zien kan!'
En Jezus sprak tot hem: 'Ga, uw geloof heeft u genezen.'
Terstond kon hij zien en hij sloot zich bij Hem aan op zijn tocht.