Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Efeze 3,2-12.
Broeders en zusters, gij hebt vernomen hoe zich Gods genade heeft verwerkelijkt, die mij is met het oog op u gegeven is;
dat mij door openbaring de kennis van het geheim is meegedeeld zoals ik het reeds in het kort heb beschreven.
Wanneer gij dit leest, kunt gij u op grond daarvan een begrip vormen van mijn inzicht in het Christusmysterie.
Nooit is het onder vroegere geslachten aan de kinderen der mensen bekend gemaakt, zoals het nu door de Geest is geopenbaard aan zijn heilige apostelen en profeten:
dat de heidenen in Christus Jezus medeerfgenamen zijn, medeleden en mededeelgenoten van de belofte door middel van het evangelie,
waarvan ik bedienaar geworden ben krachtens de gave van Gods genade, mij geschonken door de werking van zijn macht.
Aan mij, de allerminste van alle heiligen, is de genade gegeven de heidenen de ondoorgrondelijke rijkdom van de Christus te verkondigen,
en de volvoering van het geheim in het licht te stellen. Het was van eeuwigheid verborgen in God, de schepper van het heelal,
opdat thans aan de heerschappijen en de machten in de hemelen door middel van de kerk de veelvoudige wijsheid Gods bekend zou worden.
Zo was zijn eeuwig voornemen dat Hij uitgevoerd heeft in Christus Jezus, onze Heer.
In Hem hebben wij, door het geloof in Hem, vol vertrouwen de vrije toegang tot God.
Uit profeet Jesaja 12,2-3.4bcd.5-6.
Ja, God is mijn heil, ik verlaat mij op Hem,
ik hoef voor geen onheil te vrezen.
De Heer is mijn sterkte, de Heer geeft mij kracht,
Hij toont zich mijn helper en redder.
Gij zult in vreugde water putten
aan de bronnen van uw Redder.
Brengt dank aan de Heer en huldigt zijn Naam,
verkondigt de volken zijn machtige daden,
maakt alom zijn grootheid bekend.
Zingt luid voor de Heer, die wonderen deed,
laat heel de aarde het horen.
Verheugt u en juicht, gij die Sion bewoont,
want Israëls Heilige woont in uw midden.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 12,39-48.
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: Begrijpt dit wel: Als de eigenaar van het huis wist
op welk uur de dief zou komen, zou hij in zijn huis niet laten inbreken.
Weest ook gij bereid, omdat de Mensenzoon komt op het uur waarop gij het niet verwacht.'
Petrus vroeg Hem nu: 'Heer, bedoelt Gij deze gelijkenis voor ons of voor iedereen?'
De Heer sprak: 'Wie zou die trouwe en verstandige beheerder wel zijn,
die de heer over zijn dienstvolk zal aanstellen om hun op de gestelde tijd hun rantsoen koren te geven?
Gelukkig de knecht, die de heer bij zijn aankomst daarmee bezig vindt.
Waarlijk, Ik zeg u: hij zal hem aanstellen over alles wat hij bezit.
Maar zegt die knecht bij zichzelf: Mijn heer blijft nog wel een poosje weg, en begint hij de knechten
en dienstmeisjes te slaan, en gaat hij zich ook te buiten aan spijs en drank,
dan zal de heer van die knecht komen op een dag dat hij hem niet verwacht en op een uur
dat hij niet kent; hij zal hem met het zwaard straffen en hem zo het lot doen ondergaan van de ontrouwen.
De knecht die de wil van zijn heer kende, maar geen beschikkingen trof
noch handelde volgens diens wil, zal zwaar getuchtigd worden.
Wie echter in onwetendheid dingen heeft gedaan die tuchtiging verdienen, zal slechts licht gestraft worden.
Van ieder aan wie veel is gegeven, zal veel worden geeist, en wie veel is toevertrouwd, ven hem zal des te meer worden gevraagd.