Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de Galaten 1,13-24.
Broeders en zusters, gij hebt gehoord hoe ik vroeger als Jood geleefd heb: hoe ik de kerk van God fel heb vervolgd en haar trachtte uit te roeien;
en hoe ver ik het bracht in de Joodse godsdienst, vele leeftijdgenoten onder mijn volk overtreffend in mijn grenzeloze ijver voor de overleveringen van mijn voorouders.
Maar toen Hij die mij vanaf mijn geboorte had uitgekozen en mij riep door zijn genade,
besloot zijn Zoon aan mij te openbaren, opdat ik Hem onder de heidenvolken zou verkondigen, toen ben ik aanstonds, zonder een mens te raadplegen,
zonder naar Jeruzalem te gaan, naar hen die eerder apostel waren dan ik, vertrokken naar Arabie en vandaar weer teruggekeerd naar Damascus.
Pas drie jaar later ging ik naar Jeruzalem om met Kefas kennis te maken en ik ben maar veertien dagen bij hem gebleven.
Van de andere apostelen heb ik niemand gezien, behalve Jakobus, de broeder des Heren.
Wat ik u schrijf is de zuivere waarheid. God is mijn getuige.
Daarna ging ik naar het gebied van Syrie en Cilicie;
maar ik was persoonlijk onbekend bij de christengemeenten van Judea.
Zij wisten alleen van horen zeggen: «Hij die ons vroeger vervolgde verkondigt nu het geloof dat hij vroeger wilde uitroeien.»
En zij verheerlijkten God om mij.
Psalmen 139(138),1-3.13-14ab.14c-15.
Gij kent mij, Heer, en Gij doorschouwt mij,
Gij ziet mij waar ik ga of sta.
Van verre kent Gij mijn gedachten,
Gij weet waarom ik bezig ben of rust,
Gij let op al mijn wegen.
Want wat er in mij is hebt Gij geschapen,
Gij hebt mij als een weefsel in de moederschoot gevormd.
Ik dank U voor het wonder van mijn leven
voor alle wonderwerken die Gij hebt gemaakt.
Gij weet ook alles wat er omgaat in mijn geest
mijn diepste wezen is U niet verborgen.
Toen ik geheimnisvol werd voortgebracht,
mijn levensdraden in de schoot gevlochten werden.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 10,38-42.
In die tijd kwam Jezus in een dorp, waar een vrouw die Marta heette, Hem in haar woning ontving.
Ze had een zuster, Maria, die gezeten aan de voeten van de Heer, luisterde naar zijn woorden.
Marta werd in beslag genomen door de drukte van het bedienen, maar ze kwam er een ogenblik bij staan en zei: 'Heer, laat het U onverschillig, dat mijn zuster mij alleen laat bedienen? Zeg haar dan dat ze mij moet helpen.'
De Heer gaf haar ten antwoord: 'Marta, Marta, wat maak je je bezorgd en druk over veel dingen.
Slechts een ding is nodig. Maria heeft het beste deel gekozen, en het zal haar niet ontnomen worden.'