Uit de profeet Sefanja) 3,1-2.9-13.
Wee de opstandige, bezoedelde, gewelddadige stad!
Ze luistert naar niemand, neemt geen terechtwijzing aan, vertrouwt niet op de Heer, wendt zich niet tot haar God.
Dan zal ik de lippen van de volken rein maken, zij zullen de naam van de Heer aanroepen, ze zullen hem dienen, zij aan zij.
Van over de rivieren van Nubië zullen zij die ik verstrooid heb mij komen vereren en mij hun offergaven brengen.
Op die dag hoef je je niet meer te schamen voor alle daden waarmee je tegen mij in opstand kwam.
Wie van overmoed vrolijk is laat ik uit je midden verdwijnen, op mijn heilige berg zul je niet meer hoogmoedig zijn.
Ik zal een arm en zwak volk binnen je muren achterlaten dat in de naam van de Heer een toevlucht vindt.
Wie er van Israël overblijven, zullen niet langer onrecht doen, ze zullen geen leugens spreken,
uit hun mond zal geen bedrieglijke taal meer klinken. Ze zullen weiden en rustig liggen, en niemand die ze stoort.
Psalmen 34(33),2-3.6-7.17-18.19.23.
De Heer zal ik prijzen iedere dag,
zijn lof ligt mij steeds op de lippen.
Mijn geest is fier op de gunst van de Heer,
laat elk die het hoort zich verheugen.
Verlaat u op Hem, dan wordt ge gelukkig,
want Hij stelt u niet teleur.
Die roepen in nood, naar hen luistert de Heer
en redt hen uit hun ellende.
Van boosdoeners keert Hij zijn aangezicht af,
zij worden op aarde vergeten.
Naar vromen die roepen luistert de Heer
en redt hen uit iedere nood.
De Heer is nabij voor rouwmoedige harten,
hij helpt wie zijn schuld erkent.
De Heer redt het leven van wie Hem dient,
al wie tot Hem vlucht heeft geen straf te duchten.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs 21,28-32.
In die tijd zei Jezus tot de hogepriesters en oudsten van het volk: Wat denkt ge van het volgende? Een man had twee zonen. Hij ging naar de eerste toe en zei: Mijn zoon, ga vandaag werken in mijn wijngaard.
Goed vader, antwoordde deze, maar hij deed het niet.
Toen ging hij naar de tweede en zei hetzelfde. Deze antwoordde: Neen, ik wil niet; maar later kreeg hij spijt en ging toch.
Wie van de twee heeft nu de wil van zijn vader gedaan?' Ze zeiden: 'De laatste.' Toen zei Jezus hun: 'Voorwaar, Ik zeg u: de tollenaars en de ontuchtige vrouwen gaan eerder dan gij het Rijk Gods binnen.
Johannes kwam tot u en beoefende de gerechtigheid; toch hebt gij hem geen geloof geschonken, terwijl de tollenaars en de ontuchtige vrouwen hem wel geloof schonken. Maar zelfs, nadat ge dit had gezien, zijt ge toch niet tot inkeer gekomen en hebt ge hem geen geloof geschonken.