Lezing uit het boek der Wijsheid 6,2-11.
Spitst uw oren, gij die over velen heerst en groot gaat op de menigten van uw volkeren,
want uw macht is van de Heer afkomstig en uw heerschappij van de Allerhoogste,
die uw daden zal onderzoeken en uw bedoelingen zal naspeuren.
Gij zijt de dienaren van zijn koningschap, maar gij hebt niet goed geregeerd,
de wet niet onderhouden en niet gewandeld volgens Gods wil.
Huiveringwekkend en snel zal Hij tegen u optreden,
want een onverbiddelijk vonnis treft de hooggeplaatsten.
Aan de lager geplaatste immers wordt uit deernis vergiffenis geschonken,
de machtigen echter worden met macht bestraft.
De Heer van allen is immers voor niemand bevreesd, en bekommert zich niet om grootheid,
want klein en groot heeft Hij zelf gemaakt en voor allen heeft Hij evenveel zorg.
De machtigen echter staat een streng onderzoek te wachten.
Tot u dus, heersers, zijn mijn woorden gericht, opdat gij wijsheid leert en niet ten val komt.
Want zij die het heilige heilig onderhouden zullen geheiligd worden
en wie daarin onderwezen zijn zullen zich kunnen verantwoorden.
Zet dus uw hart op mijn woorden, weest er begerig naar en gij zult onderwezen worden.
Psalmen 82(81),3-4.6-7.
Doe recht aan weerlozen en wezen,
kom op voor verdrukten en zwakken,
bevrijd wie weerloos zijn en arm,
red hen uit de greep van wie kwaad wil
Ooit heb ik gezegd: “U bent goden,
zonen van de Allerhoogste, allemaal.”
Toch zult u sterven als mensen,
ten val komen als aardse vorsten.’
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 17,11-19.
Op zijn reis naar Jeruzalem trok Jezus door het grensgebied van Samaria en Galilea.
Toen Hij een dorp binnenging, kwamen Hem tien melaatsen tegemoet; zij bleven op een grote afstand staan
en riepen luidkeels: 'Jezus, Meester, ontferm U over ons!'
Hij zag hen en sprak: 'Gaat u laten zien aan de priesters.' En onderweg werden ze gereinigd.
Een van hen keerde terug, toen hij zag dat hij genezen was, en verheerlijkte God met luider stem.
Vol dankbaarheid wierp hij zich voor Jezus' voeten neer, en deze man was een Samaritaan.
Hierop vroeg Jezus: 'Zijn niet alle tien gereinigd? Waar zijn dan de negen anderen?
Is er niemand teruggekeerd om aan God eer te brengen dan alleen deze vreemdeling?
En Hij sprak tot hem: 'Sta op en ga heen; uw geloof heeft u gered.'