Uit de 1e brief van de heilige apostel Paulus aan Timoteüs 3,1-13.
Dit woord is betrouwbaar: streeft iemand naar het leidersambt, dan begeert hij een voortreffelijke taak.
Een leider in de gemeente moet onberispelijk zijn, de man van een vrouw, matig, verstandig, beschaafd, gastvrij, bekwaam om te onderwijzen,
niet aan de wijn verslaafd, niet opvliegend, maar inschikkelijk, niet strijdlustig, niet geldzuchtig,
iemand die zijn eigen huis goed bestuurt en met ernst en waardigheid gezag oefent over zijn kinderen.
Als iemand zijn eigen huisgezin niet weet te besturen, hoe zal hij dan zorg kunnen dragen voor de gemeente Gods?
Hij mag geen pas bekeerde zijn, opdat hij niet verwaand wordt en hem het vonnis van de duivel treft.
Hij moet ook goed aangeschreven staan bij hen die niet tot de gemeente behoren; anders komt hij in opspraak en valt misschien in de strikken van de duivel.
Evenzo moeten de diakens mannen van eer zijn, mannen van hun woord, niet aan de wijn verslaafd of belust op winstbejag,
trouw aan het geheim van het geloof met een zuiver geweten.
Ook zij moeten eerst een onderzoek ondergaan; daarna kunnen zij, als er geen klachten zijn, hun dienst vervullen.
Ook moeten hun vrouwen waardig zijn, geen kwaadspreeksters, matig en in alle opzichten betrouwbaar.
Diakens moeten mannen van een vrouw zijn, en hun kinderen en hun huisgezin goed weten te leiden.
Zij die hun dienst goed vervullen, verwerven zich een eervolle positie en het recht om vrijuit te spreken in zake het christelijk geloof.
Psalmen 101(100),1-2ab.2cd-3ab.5.6.
Van vroomheid en recht wil ik zingen, U loven, o Jahweh!
Op de wandel der vromen gaan dichten:
Ach, mocht hij mijn deel zijn!
Rein van hart wil ik leven
Binnen mijn huis;
Voor mijn ogen niets dulden Wat slecht is.
Uitspatting haat ik, En neem er geen deel aan;
Wie heimelijk zijn naaste belastert,
Doe ik verstommen;
De hoogmoedige blik en het trotse hart
Kan ik niet uitstaan.
Mijn ogen zijn gericht op de getrouwen in het land,
Om ze bij mij te doen wonen;
En wie een onberispelijk leven leidt,
Mag mij dienen.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 7,11-17.
In die tijd begaf Jezus zich naar een stad die Nain heette; zijn leerlingen en een grote groep mensen gingen met Hem mee.
Hij was juist in de nabijheid van de stadspoort gekomen, toen daar een dode werd uitgedragen,
de enige zoon van zijn moeder, en deze was weduwe. Een groot aantal mensen uit de stad vergezelde haar.
Toen de Heer haar zag, voelde Hij medelijden met haar en sprak: 'Schrei maar niet.'
Daarop trad Hij op de lijkbaar toe en raakte die aan. De dragers bleven staan en Hij sprak: 'Jongeman, Ik zeg je: sta op!'
De dode kwam overeind zitten en begon te spreken, en Jezus gaf hem aan zijn moeder terug.
Allen werden door ontzag bevangen en zij verheerlijkten God zeggende:
'Een groot profeet is onder ons opgestaan,' en: 'God heeft genadig neergezien op zijn volk.'
En dit verhaal over Hem deed de ronde door heel het joodse land en de wijde omtrek.