Uit de 1e brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Tessalonica 4,13-18.
Broeders, wij willen u niet in onwetendheid laten over het lot van hen die ontslapen zijn;
gij moogt niet bedroefd zijn zoals de andere mensen, die geen hoop hebben.
Wij geloven immers dat Jezus is gestorven en weer opgestaan;
evenzo zal God hen die in Jezus zijn ontslapen levend met Hem meevoeren.
En dit kunnen wij u meedelen volgens een woord van de Heer:
wij die in leven blijven tot de komst van de Heer, wij zullen de doden in geen geval voorgaan.
Want wanneer het bevel gegeven wordt, als de stem van de aartsengel weerklinkt
en de bazuin van God, dan zal de Heer zelf van de hemel neerdalen,
en eerst zullen de doden die in Christus zijn verrijzen;
daarna zullen wij die nog in leven zijn tegelijk met hen in een oogwenk op de wolken
in de lucht worden weggevoerd, de Heer tegemoet.
En zo zullen wij voor altijd samen zijn met de Heer.
Troost elkander dan met deze woorden.
Psalmen 96(95),1.3.4-5.11-12.13.
Zingt voor de Heer een nieuw gezang,
zingt voor de Heer alle landen.
Meldt aan de naties zijn heerlijkheid,
zijn wonderdaden aan alle volken.
Want machtig en onvolprezen is Hij
en meer te duchten dan alle goden.
De goden der volkeren zijn maaksels van mensen,
maar Hij is de Schepper van het heelal.
Dan straalt de hemel en jubelt de aarde,
de zee neuriet mee met al wat daar leeft;
De velden zwaaien met al hun gewassen,
de woudreuzen buigen hun kruin.
Zij juichen de Heer toe omdat Hij komt,
Hij komt als koning der aarde.
Rechtvaardig zal Hij de wereld regeren,
de volkeren eerlijk en trouw.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 4,16-30.
In die tijd kwam Jezus in Nazaret, waar Hij was grootgebracht, ging volgens zijn gewoonte op de sabbatdag naar de synagoge en stond op om voor te lezen.
Ze reikten Hem de boekrol van de profeet Jesaja aan. Hij opende de rol
en vond de plaats waar geschreven stond:
De geest des Heren is over mij gekomen, omdat Hij mij gezalfd heeft.
Hij heeft mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen,
aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken, en aan blinden, dat zij zullen zien;
om verdrukten te laten gaan in vrijheid,
om een genadejaar af te kondigen van de Heer.
Daarop rolde Hij het boek dicht, gaf het terug aan de dienaar en ging zitten.
In de synagoge waren aller ogen gespannen op hem gevestigd.
Toen begon Hij hen toe te spreken: 'Het Schriftwoord
dat gij zojuist gehoord hebt, is thans in vervulling gegaan.'
Allen bevestigden Hem hun instemming en verbaasden zich, dat woorden, zo vol genade
uit zijn mond vloeiden. Ze zeiden: 'Is dat dan niet de zoon van Jozef?'
Hij zei hun: 'Natuurlijk zult ge Mij dit spreekwoord voorhouden: Geneesheer, genees uzelf.
Doe al wat, maar wij hoorden, in Kafarnaum gebeurd is, nu ook hier in uw vaderstad.'
Maar Hij gaf er dit antwoord op: Voorwaar, Ik zeg u: geen profeet is heilzaam voor zijn eigen vaderstad.
En het is waar wat Ik u zeg: in de tijd van Elia immers, toen de hemel drie jaar en zes maanden gesloten bleef
en een grote hongersnood uitbrak over het hele land, waren er veel weduwen in Israel;
toch werd Elia tot niemand van hen gezonden, behalve tot een weduwe in Sarepta in het gebied van Sidon.
En in de tijd van de profeet Elisa waren er vele melaatsen in Israel;
toch werd niemand van hen gereinigd, behalve de Syrier Naaman.'
Toen ze dit hoorden, werden allen die in de synagoge waren, woedend.
Ze sprongen overeind, joegen Hem de stad uit en dreven Hem voort tot aan de steile rand van de berg
waarop hun stad gebouwd was, om Hem daar in de afgrond te storten.
Maar Hij ging midden tussen hen door en vertrok.