Uit het boek Exodus 24,3-8.
In die dagen stelde Mozes het volk in kennis van alle woorden en regels van de Heer.
Eenstemmig betuigde het volk: 'Alle woorden die de Heer tot ons gesproken heeft zullen wij onderhouden.'
Hierna schreef Mozes alles op wat de Heer had gezegd. De volgende morgen bouwde hij aan de voet van de berg een altaar en richtte hij twaalf gedenkstenen op, voor elk van de twaalf stammen van Israël één.
Hij droeg een aantal jonge Israëlieten op om de Heer brandoffers te brengen en stieren te slachten voor een vredeoffer.
Mozes nam de helft van het bloed en deed dat in schalen, de andere helft goot hij tegen het altaar.
Vervolgens nam hij het boek van het verbond en las dit aan het volk voor, en zij zeiden: ‘
Alles wat de Heer gezegd heeft zullen we ter harte nemen.’
Toen nam Mozes het bloed en besprenkelde daarmee het volk. ‘Met dit bloed,’ zei hij,
‘wordt het verbond bekrachtigd dat de Heer met u heeft gesloten door u al deze geboden te geven.
Psalmen 50(49),1-2.5.7ac.14-15.
De Heer, de God der goden, spreekt
Hij roept de aarde van het oosten tot het westen.
Zij luister schittert van de Sion, de volschone,
Hij nadert onze God en zwijgt niet meer.
Brengt hier die Mij zijn toegewijd,
die met een offers mijn verbond bekrachtigd hebben.
Hoor, mijn volk, wat Ik u zeggen ga,
Hoor, Israël: waarvan Ik u beschuldig,
Want Ik ben God uw God.
Hoor, mijn volk, wat Ik u zeggen ga,
Hoor, Israël: waarvan Ik u beschuldig,
Want Ik ben God uw God.
Brengt liever God het offer van uw lof,
volbrengt de Allerhoogste uw geloften.
Dan moogt ge in verdrukking tot Mij roepen;
Ik zal u redden als gij Mij vereert.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs 13,24-30.
In die tijd hield Jezus de menigte deze voor: 'Het Rijk der hemelen gelijkt op een man die op zijn akker goed zaad had gezaaid;
maar terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand, zaaide onkruid tussen de tarwe en ging heen.
Toen de halmen opgeschoten waren en vrucht hadden gezet, was ook het onkruid te zien.
Nu gingen de knechten naar hun meester en zeiden hem: Heer, ge hebt toch goed zaad op uw akker gezaaid? Hoe komt het dan dat er onkruid op staat?
Hij antwoordde hun: Dat is het werk van een vijand. De knechten zeiden tot hem: Wilt ge dan dat we het bijeengaren?
Maar hij zei: Neen, ik ben bang dat ge, wanneer ge het onkruid bijeengaart, de tarwe mee uittrekt.
Laat beide samen opgroeien tot de oogst, en met de oogsttijd zal ik maaiers zeggen: Haalt eerst het onkruid bijeen en bindt het in bussels om te verbranden; maar slaat de tarwe op in mijn schuur.'