Uit het boek Genesis 18,16-33.
Daarop stonden de mannen op, en namen de richting van Sodoma, terwijl Abraham mee ging, om ze uitgeleide te doen.
Toen dacht Jahweh bij Zichzelf: Waarom zou Ik voor Abraham geheim houden, wat Ik ga doen?
Want Abraham zal zeker een groot en machtig volk worden, en alle volken der aarde zullen in hem worden gezegend.
Daarom juist heb Ik hem uitverkoren, opdat hij aan zijn zonen en zijn nageslacht zou bevelen, de weg van Jahweh te bewaren door gerechtigheid en recht te beoefenen; en Jahweh dus aan Abraham vervullen kan, wat Hij hem heeft beloofd.
Daarom sprak Jahweh: Luid schreit het wraakgeroep over Sodoma en Gomorra, en hun zonde is buitengewoon zwaar.
Ik wil er heen, om te zien, of zij zich werkelijk zo gedragen, als het wraakgeroep klinkt, dat tot Mij is doorgedrongen; Ik wil Mij ervan op de hoogte stellen.
Maar toen de mannen vandaar de weg naar Sodoma wilden inslaan, bleef Abraham voor de Heer staan,
trad nader, en sprak: Zult Gij nu werkelijk den goede met den kwade verdelgen?
Misschien dat er toch vijftig rechtvaardigen in de stad worden gevonden; zoudt Gij de plaats dan verdelgen,
of zoudt Gij haar niet liever vergiffenis schenken om die vijftig rechtvaardigen, die er worden gevonden?
Het zij verre van U, zo te handelen, en de goeden met de kwaden te doden, zodat het de rechtvaardige
vergaat als den boze. Neen, dat zij verre van U! Zou Hij, die heel de aarde richt, geen recht laten gelden?
De Heer sprak: Als Ik vijftig rechtvaardigen in de stad Sodoma vind, dan zal Ik de hele plaats om hunnentwil vergiffenis schenken.
Abraham hernam: Zie, ik waag het, tot mijn Heer te spreken, ofschoon ik maar stof ben en as.
Misschien ontbreken er aan de vijftig rechtvaardigen vijf; zoudt Gij dan toch om die vijf
de hele stad verdelgen? Hij sprak: Ik zal ze niet verdelgen, als Ik er maar vijf en veertig vind.
Nu ging hij voort: Misschien worden er veertig gevonden? Hij sprak: Dan zal Ik het niet doen om wille van die veertig.
Nu zeide hij weer: Laat mijn Heer nu niet toornig worden, als ik blijf spreken;
misschien worden er maar dertig gevonden. Hij sprak: Ik zal het niet doen, als Ik er dertig vind.
Hij zeide opnieuw: Zie, ik heb het nu toch al gewaagd, tot mijn Heer te spreken; misschien
dat er twintig worden gevonden. Hij sprak: Ik zal ze niet verdelgen om wille van die twintig.
Hij hield aan: Laat mijn Heer niet toornig worden, als ik nu nog één keer spreek;
misschien worden er maar tien gevonden. Hij zeide: Ik zal ze niet verdelgen om die tien.
Toen Jahweh het gesprek met Abraham had beëindigd, ging Hij heen, en keerde Abraham naar zijn woonplaats terug.
Psalmen 103(102),1-2.3-4.8-9.10-11.
Verheerlijk, mijn ziel, de Heer,
zijn heilige Naam uit het diepst van uw wezen.
Verheerlijk, mijn ziel, de Heer,
vergeet zijn weldaden niet.
Hij is het, die u uw schulden vergeeft,
die u geneest van uw kwalen.
Hij is het die u van de ondergang redt,
die u omringt met zijn gunst en erbarmen.
De Heer is barmhartig en welgezind,
lankmoedig en goedertieren.
Hij blijft niet voortdurend verwijten maken,
Hij is niet voor eeuwig vertoornd.
Hij handelt met ons niet zoals wij verdienen,
vergeldt ons niet onze schuld.
Zo wijd als de hemel de aarde omspant,
zo alomvattend is zijn erbarmen.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs 8,18-22.
In die tijd, toen Jezus een grote menigte om zich heen zag, gaf Hij bevel om naar de overkant te gaan.
Een schriftgeleerde trad op Hem toe en zei: 'Meester ik zal U volgen, waar Gij ook heen gaat.'
Jezus sprak tot hem: 'De vossen hebben hun holen en de vogels uit de lucht hun nesten, maar de Mensenzoon heeft niets waar hij zijn hoofd op kan laten rusten.'
Een andere van zijn leerlingen zei tot Hem: 'Heer, laat mij eerst teruggaan om mijn vader te begraven.'
Jezus zei Hem: 'Volg Mij; laat de doden hun doden begraven.'