Uit de 2e brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte 8,1-9.
Broeders en zusters, wij willen u niet onthouden wat Gods genade tot stand heeft gebracht in de gemeenten van Macedonië:
ze zijn door ellende zwaar op de proef gesteld, maar vervuld van een overstelpende vreugde en ondanks hun grote armoede zeer vrijgevig.
Ik verzeker u dat ze naar vermogen hebben gegeven, ja, zelfs boven hun vermogen.
Uit eigen beweging hebben ze ons dringend verzocht mee te mogen doen aan de collecte, waarmee de heiligen in Jeruzalem zullen worden ondersteund.
En ze gaven aanzienlijk meer dan we hadden verwacht: door Gods wil gaven ze zichzelf in de eerste plaats aan de Heer, en vervolgens ook aan ons.
We hebben er dan ook bij Titus op aangedrongen dat hij dit goede werk, waarmee hij al bij u begonnen is, voltooit.
U blinkt in alles uit: in geloof, in kennis en welsprekendheid, in inzet op elk gebied, in de liefde die wij in u hebben gewekt – blink dus ook uit in dit goede werk.
Ik zeg dit niet als een bevel; door op de inzet van anderen te wijzen wil ik nagaan of uw liefde oprecht is.
Tenslotte kent u de liefde die onze Heer Jezus Christus heeft gegeven: hij was rijk,
maar is omwille van u arm geworden opdat u door zijn armoede rijk zou worden.
Psalmen 146(145),2.5-6.7.8-9a.
De Heer wil ik loven, zolang ik leef,
mijn God bezingen zolang ik besta.
Gelukkig wie hulp zoekt bij Jakobs God,
zijn hoop stelt op God de Heer;
op Hem die hemel en aarde gemaakt heeft,
de zee met al wat daar leeft.
Hij die trouw is tot in eeuwigheid,
recht doet Hij aan de verdrukten.
Brood geeft Hij aan de hongerigen,
De gevangenen bevrijdt Hij.
De ogen van de blinden opent de Heer,
gebrokenen richt Hij weer op.
De Heer bemint de rechtvaardigen,
de Heer behoedt de ontheemden.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs 5,43-48.
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: Gij hebt gehoord dat er gezegd is: Gij zult uw naaste beminnen en uw vijand haten.
Maar ik zeg u: Bemint uw vijanden en bidt voor wie u vervolgen,
opdat gij kinderen moogt worden van uw Vader in de hemel, die immers de zon laat opgaan over slechten en goeden en het laat regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.
Want als gij bemint die u beminnen, wat voor recht op loon hebt gij dan? Doen de tollenaars niet hetzelfde?
En als gij alleen uw broeders groet, wat voor buitengewoons doet gij dan? Doen de heidenen dat ook niet?
Weest dus volmaakt, zoals uw Vader in de hemel volmaakt is.