Uit de Handelingen der apostelen 16,11-15.
Wij - Paulus en Silas - voeren af van Troas en koersten eerst naar Samotrake, de volgende dag naar Neapolis
en vandaar naar Filippi, een stad in het eerste district van Macedonië en een kolonie. In die stad bleven we enkele dagen.
Op de sabbat begaven we ons buiten de poort naar de rivieroever, waar we dachten dat een bedehuis was.
Wij zetten ons neer en spraken de vrouwen toe, die er bijeengekomen waren.
Ook een zekere Lydia uit de stad Tyatira, die purperen stoffen verkocht ‑ zij was een godvrezende ‑,
hoorde toe en de Heer maakte haar hart ontvankelijk voor wat door Paulus gezegd werd.
Nadat zij en haar huisgenoten gedoopt waren, nodigde ze ons uit en zei: 'Als ge van oordeel zijt
dat ik werkelijk in de Heer geloof, komt dan in mijn huis en neemt daar uw intrek.'
En zij drong er bij ons sterk op aan.
Psalmen 149(148),1-2.3-4.5-6a.9b.
Zingt voor de Heer een nieuw gezang,
zijn lof weerklinke te midden der zijnen
Israël juiche zijn Schepper toe,
Laat Sions zonen hun Koning begroeten.
Looft zijn Naam in een heilige dans
bespeelt voor Hem harp en citer.
Want onze Heer, die zijn volk bemint,
omkranst de verdrukten met zegekransen.
Jubelt dus heiligen, om uw triomf,
viert feest in uw legerplaatsen.
Gaat met het lied van God in uw mond,
een taak die zijn vromen tot eer strekt.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes 15,26-27.16,1-4a.
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: Wanneer de Helper komt, die Ik u van de Vader zal zenden,
de Geest der waarheid die van de Vader uitgaat, zal Hij over Mij getuigenis afleggen.
Maar ook gij moet getuigen, want vanaf het begin zijt gij bij Mij.
Dit heb Ik u gezegd, opdat gij niet ten val komt.
Zij zullen u uit de synagoge bannen. Ja, er komt een tijd dat ieder die u doodt, zal menen een daad van godsverering te stellen.
Zij zullen dat doen, omdat zij noch de Vader noch Mij erkend hebben.
Dit heb Ik u gezegd, opdat wanneer de tijd hiervan aanbreekt, gij u zoudt herinneren dat Ik het u gezegd heb.