Lezing uit het boek Jezus Sirach 17,24-29.
Aan boetvaardigen die zich bekeren staat de Heer terugkeer toe; Hij bemoedigt hen, wanneer hun volharding tekort schiet.
Bekeert u tot de Heer en laat de zonden varen! Bid voor zijn aangezicht en zorg dat gij zo weinig mogelijk aanstoot geeft.
Keer terug tot de Allerhoogste en wend u af van de ongerechtigheid en haat hevig wat verfoeilijk is.
Wie zal in het dodenrijk de Allerhoogste loven, zoals degenen die leven en Hem hun danklied zingen?
Bij een dode, die als niets meer is, verstomt de lofprijzing. Prijs de Heer, terwijl gij leeft en gezond zijt!
Hoe groot is de barmhartigheid van de Heer en zijn verzoenend handelen voor hen die zich tot Hem bekeren.
Psalmen 32(31),1b-2.5.6-7.
Gelukkig degene, wiens schuld werd vergeven,
Gelukkig de mens die geen schuld heeft bij God,
wiens hart geen misdaad verbergt.
Toen heb ik mijn zonde beleden voor U,
mijn schuld niet langer ontkend.
Ik sprak: voor de Heer beken ik mijn fout;
toen hebt Gij mijn zonde vergeven.
Daarom zal de vrome zich keren tot U
wanneer hij door onheil bedreigt wordt;
al breekt er een stortvloed over hem los
de rampspoed zal hem niet raken.
Mijn toevlucht zijt Gij, mijn redder in nood
Gij hult mij in voorspoed en vreugde.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus 10,17-27.
In die tijd toen Jezus zich op weg begaf, kwam er iemand aanlopen die zich voor Hem op de knieën wierp
en vroeg: 'Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?'
Jezus antwoordde: 'Waarom noemt ge Mij goed? Niemand is goed dan God alleen.
Ge kent de geboden: Gij zult niet doden, gij zult geen echtbreuk plegen, gij zult niet stelen,
gij zult niet vals getuigen, gij zult niemand te kort doen, eer uw vader en uw moeder.'
Hij gaf Hem ten antwoord: 'Dat alles heb ik onderhouden van mijn jeugd af.'
Toen keek Jezus hem liefdevol aan en sprak: 'Een ding ontbreekt u:
ga verkopen wat ge bezit en geef het aan de armen,
daarmee zult ge een schat bezitten in de hemel. En kom dan terug om Mij te volgen.'
Dit woord ontstelde hem en ontdaan ging hij heen, omdat hij vele goederen bezat.
Toen liet Jezus zijn blik gaan over zijn leerlingen en zei tot hen: 'Hoe moeilijk is het
voor degenen die geld hebben het Koninkrijk Gods binnen te gaan!'
De leerlingen stonden verbaasd over wat Hij zei. Daarom herhaalde Jezus:
'Kinderen, wat is het moeilijk het Koninkrijk Gods binnen te gaan.
Voor een kameel is het gemakkelijker door het oog van een naald te gaan,
dan voor een rijke in het Koninkrijk Gods te komen.'
Toen waren ze nog meer verbijsterd en ze zeiden tot elkaar: 'Wie kan dan nog gered worden?'
Jezus keek hen aan en zei: 'Dit ligt niet in de macht der mensen,
maar wel in die van God: want voor God is alles mogelijk.