Uit het boek Rechters 13,2-7.24-25a.
In die tijd leefde er in de omgeving van Sora een zekere Manoach, die tot de stam Dan behoorde.
Zijn vrouw was onvruchtbaar en had nooit kinderen gekregen.
Op een dag verscheen bij haar een engel van de Heer. ‘Tot nu toe was u onvruchtbaar
en hebt u geen kinderen gekregen,’ zei hij. ‘Maar nu zult u zwanger worden en een zoon baren.
Onthoud u daarom van wijn en andere drank en eet geen voedsel dat onrein is.
U zult zwanger worden en een zoon krijgen. Zijn haar mag nooit door een scheermes worden aangeraakt,
want hij zal al vanaf de moederschoot als nazireeër aan God gewijd zijn.
Hij zal een begin maken met de bevrijding van Israël uit de greep van de Filistijnen.’
De vrouw ging naar haar man en vertelde hem dat er een godsman bij haar was geweest.
‘Hij zag er bijzonder ontzagwekkend uit,’ zei ze, ‘het leek wel een engel van God.
Ik heb hem niet gevraagd waar hij vandaan kwam en hij heeft me zijn naam niet gezegd.
Hij zei tegen me dat ik zwanger zou worden en een zoon zou krijgen. Van nu af aan
mag ik geen wijn of andere drank drinken en niets onreins eten, want onze zoon
zal vanaf de moederschoot tot aan de dag van zijn dood als nazireeër aan God gewijd zijn.’
De vrouw bracht een zoon ter wereld en noemde hem Simson.
De jongen genoot de zegen van de Heer en groeide voorspoedig op.
Hij werd voor het eerst door de geest van de Heer tot daden aangezet.
Psalmen 71(70),3-4a.5-6ab.16-17.
Wees mij een vluchtoord, een veilige plaats
mijn rots en mijn burcht zij Gij altijd geweest.
Bevrijd mij God, uit de handen der zondaars.
Want U, mijn God, U bent mijn verwachting,
mijn hoop bent U Heer sinds mijn vroegste jeugd.
Vanaf de moederschoot steun ik op U,
U waart mijn beschermer sinds mijn geboorte.
Gods macht zal ik alom verhalen
uw bijstand de hele dag.
Van jongsaf heb ik het ondervonden,
en nu nog prijs ik uw daden.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 1,5-25.
In de dagen van Herodes, koning van Judea, leefde er een priester Zacharias geheten, die behoorde tot de klasse van Abia. Hij had een vrouw uit de dochters van Aäron en haar naam was Elisabet.
Beiden waren rechtvaardig in Gods ogen en leefden onberispelijk volgens alle geboden en voorschriften van de Heer.
Zij hadden geen kinderen, want Elisabet was onvruchtbaar en beiden waren al op gevorderde leeftijd.
Toen Zacharias voor God mocht optreden omdat zijn klasse de beurt had, geschiedde het, dat hij,
zoals onder de priesters gebruikelijk was, door het lot werd aangewezen om de tempel des Heren binnen te gaan en het wierookoffer op te dragen.
Het gehele volk stond op het uur van het wierookoffer buiten te bidden.
Er verscheen hem een engel des Heren, staande aan de rechterkant van het wierookaltaar.
Toen Zacharias hem zag, ontstelde hij en werd door vrees bevangen.
Maar de engel sprak tot hem: 'Vrees niet Zacharias, want uw bede is verhoord; uw vrouw Elisabet zal u een zoon schenken, die gij Johannes moet noemen.
Ge zult verheugd zijn en het uitjubelen en vele mensen zullen zich over zijn geboorte verblijden.
Hij zal groot zijn in de ogen van de Heer; wijn of sterke drank zal hij niet drinken, en nog in de schoot van zijn moeder zal hij met de heilige geest vervuld worden.
Vele zonen van Israel zal hij terugbrengen tot de Heer, hun God.
Hij zal voor Hem uitgaan met de geest en de kracht van Elia om de gezindheid van de vaderen te doen terugkeren in de kinderen en de ongehoorzamen te brengen tot de gesteltenis van de rechtvaardigen en zo voor de Heer een welbereid volk te vormen.'
Maar Zacharias zei tot de engel: 'Hoe kan ik dat weten? Ik ben oud en ook mijn vrouw is reeds op jaren.'
De engel antwoordde hem: 'Ik ben Gabriel die voor Gods aangezicht staat, en ik ben gezonden om tot u te spreken en u deze blijde boodschap aan te kondigen.
Zie, gij zult zwijgen en niet in staat zijn te spreken tot de dag waarop dat zal gebeuren, omdat ge mijn woorden niet geloofd hebt; deze zullen echter op hun tijd in vervulling gaan.'
Intussen stond het volk op Zacharias te wachten en ze verwonderden zich dat hij zo lang in het heiligdom bleef.
Toen hij naar buiten kwam, was hij niet bij machte tot hen te spreken en zij begrepen, dat hij in het heiligdom een verschijning gezien had. Maar omdat hij stom bleef, kon hij slechts tegen hen gebaren.
Toen de tijd van zijn tempeldienst om was, ging hij naar huis terug
en enige tijd later werd zijn vrouw, Elisabet, zwanger. Zij hield zich vijf maanden lang verborgen en daarna sprak zij:
'Dit heeft de Heer voor mij gedaan toen het Hem behaagd had mijn schande bij de mensen weg te nemen.'