Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes 1,1-4.2,1-5a.
Openbaring van Jezus Christus, die God Hem gegeven heeft, om aan de dienaren van God
te laten zien wat er binnenkort gebeuren moet. Hij heeft zijn engel
deze openbaring laten meedelen aan zijn dienaar Johannes.
Johannes maakt bekend wat God gesproken heeft
en waarvan Jezus Christus heeft getuigd; dit heeft hij allemaal gezien.
Gelukkig is wie dit voorleest, en gelukkig zijn zij die deze profetie horen
en zich houden aan wat hier gezegd wordt. Want de tijd is nabij.
Van Johannes, aan de zeven gemeenten in Asia. Genade zij u en vrede van hem die is,
die was en die komt, en van de zeven geesten voor zijn troon,
Schrijf aan de engel van de gemeente in Efeze:
“Dit zegt hij die de zeven sterren in zijn rechterhand houdt
en tussen de zeven gouden lampenstandaards verblijft:De engel van de gemeente
Ik weet wat u doet, hoe u zich inzet en standhoudt, en dat u boosdoeners niet verdraagt.
Zo hebt u mensen die beweren dat ze apostelen zijn, op de proef gesteld
en als leugenaars ontmaskerd.
U bent standvastig en hebt veel verdragen omwille van mijn naam, zonder te verslappen.
Maar dit heb ik tegen u: u hebt de liefde van weleer opgegeven.
Bedenk van welke hoogte u gevallen bent.
Breek met het leven dat u nu leidt en doe weer als vroeger.
Psalmen 1,1-2.3.4.6.
Gelukkig de man die weigert te doen,
wat goddelozen hem raden;
die niet de wegen der zondaars gaat,
niet zit te midden der spotters.
maar die zijn geluk vindt in s'Heren wet,
haar dag en nacht overweegt.
Hij is als een boom, aan het water geplant,
die vruchten draagt op zijn tijd;
des zomers verdorren zijn bladeren niet,
maar al wat hij doet brengt hem voorspoed.
De goddelozen vergaat het zo niet:
de wind blaast hen weg als kaf.
De Heer immers let op de weg der gerechten,
de weg van de zondaars loopt dood.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 18,35-43.
Toen Jezus eens Jericho naderde, zat er langs de weg een blinde te bedelen.
Hij hoorde veel volk voorbijtrekken en vroeg wat er te doen was.
Men vertelde hem dat Jezus de Nazoreeer voorbijging.
Nu begon hij te roepen: 'Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij!'
Die voorop liepen snauwden hem toe te zwijgen; maar hij riep nog veel harder: 'Zoon van David, heb medelijden met mij!'
Jezus bleef staan en gebood dat hij bij Hem gebracht zou worden. Toen de blinde naderbij gekomen was, vroeg Jezus hem:
'Wat wilt ge dat Ik voor u doe?' Hij antwoordde: 'Heer, maak dat ik zien kan!'
Jezus sprak tot hem: 'Word ziende! Uw geloof heeft u genezen.'
En terstond kon hij zien en volgde Hem, terwijl hij God verheerlijkte. Toen heel het volk dat zag, bracht het eer aan God.