Lezing uit het boek der Wijsheid 7,7-11.
Ik bad ik om inzicht, en het werd mij gegeven; ik heb gesmeekt,
en mij werd een wijze geest geschonken.
Ik verkoos wijsheid boven scepters en tronen, rijkdom viel bij haar in het niet.
Ze was voor mij onvergelijkbaar met de kostbaarste edelsteen;
naast haar waren bergen goud niet meer dan een hoopje zand,
en met haar vergeleken was zilver maar slijk.
Ik beminde haar meer dan gezondheid en schoonheid,
ik verkoos haar boven het licht, want ze schitterde zonder ophouden.
Tegelijk met haar ontving ik alle andere goede dingen,
ze schonk mij onmetelijke rijkdom.
Psalmen 90(89),12-13.14-15.16-17.
Leer ons onze dagen naar waarde te schatten
en zo te komen tot wijsheid van hart.
Keer U tot ons, Heer – hoe lang nog?
Ontferm U over uw dienaren.
Verleen ons van nu af uw rijkste zegen
laat heel ons leven gelukkig zijn.
Vergeld nu met vreugde de dagen van leed
de jaren dat het ons slecht ging.
Laat zien aan uw dienaars waartoe Gij in staat zijt
en toon aan hun zonen uw heerlijkheid.
Uw zegen, Heer God, moge over ons waken,
bestuur onze handen bij al wat zijn doen.
Uit de brief aan de Hebreeën 4,12-13.
Broeders en zuster, het woord van God is levend en krachtig.
Het is scherper dan een tweesnijdend zwaard:
het dringt diep door tot waar ziel en geest, been en merg elkaar raken,
en het is in staat de opvattingen en gedachten van het hart te ontleden.
Niets van wat geschapen is blijft voor hem verborgen, alles is onverhuld
en volkomen zichtbaar voor de ogen van hem aan wie wij rekenschap moeten afleggen.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus 10,17-30.
In die tijd toen Jezus zich op weg begaf, kwam er iemand aanlopen die zich voor Hem op de knieën wierp
en vroeg: 'Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?'
Jezus antwoordde: 'Waarom noemt ge Mij goed? Niemand is goed dan God alleen.
Ge kent de geboden: Gij zult niet doden, gij zult geen echtbreuk plegen, gij zult niet stelen,
gij zult niet vals getuigen, gij zult niemand te kort doen, eer uw vader en uw moeder.'
Hij gaf Hem ten antwoord: 'Dat alles heb ik onderhouden van mijn jeugd af.'
Toen keek Jezus hem liefdevol aan en sprak: 'Een ding ontbreekt u:
ga verkopen wat ge bezit en geef het aan de armen,
daarmee zult ge een schat bezitten in de hemel. En kom dan terug om Mij te volgen.'
Dit woord ontstelde hem en ontdaan ging hij heen, omdat hij vele goederen bezat.
Toen liet Jezus zijn blik gaan over zijn leerlingen en zei tot hen: 'Hoe moeilijk is het
voor degenen die geld hebben het Koninkrijk Gods binnen te gaan!'
De leerlingen stonden verbaasd over wat Hij zei. Daarom herhaalde Jezus:
'Kinderen, wat is het moeilijk het Koninkrijk Gods binnen te gaan.
Voor een kameel is het gemakkelijker door het oog van een naald te gaan,
dan voor een rijke in het Koninkrijk Gods te komen.'
Toen waren ze nog meer verbijsterd en ze zeiden tot elkaar: 'Wie kan dan nog gered worden?'
Jezus keek hen aan en zei: 'Dit ligt niet in de macht der mensen,
maar wel in die van God: want voor God is alles mogelijk.
Toen nam Petrus het woord en zei: 'Zie, wij hebben alles prijsgegeven om U te volgen.'
Jezus antwoordde: Voorwaar, Ik zeg u: er is niemand die huis, broers, zusters, moeder,
vader, kinderen of akkers om Mij en om de Blijde Boodschap heeft prijsgegeven,
of hij ontvangt nu, in deze tijd, het honderdvoudig aan huizen, broers, zusters, moeders,
kinderen en akkers, zij het ook gepaard met vervolgingen, en in de toekomstige wereld het eeuwige leven.