Hoewel niets met zekerheid is te zeggen, zou er aan de Capelleweg al een kapel gestaan hebben; ook niet met zekerheid is te zeggen dat er in 1450 al een parochie bestond. Maar als deze er was, dan wel ver buiten het dorp. In 1499 stond er zeker al een kerk in Oude-Tonge wat blijkt uit een confirmatie van de bisschop te Utrecht. Deze stond waarschijnlijk in het centrum van Oude-Tonge. Ook in de 14° eeuw kwamen er al altaren in de kerk. In 1483 een Maria-altaar; in 1522 altaren voor Petrus en Paulus, St.Christoffel en St.Crucis. De rooms-katholieken zijn in Oude-Tonge steeds talrijk gebleven, mede door de ijver van de Jezuïeten. Ze kerkten vroeger in schuren of in de pastoorswoning.
In 1759 kregen ze vergunning om een kerk te bouwen achter de pastorie aan de Voorstraat, met een ingang aan de Achterweg. De kerk was jarenlang het centrum van de rooms-katholieken op het eiland. Het gebouw mocht niet groter zijn dan 90 voet lang, 36 voet breed en niet hoger dan de huidige nok van het gebouw. Dus er was op dat moment al een kerk, zij het bouwvallig en te klein. De kerk moest vóór 1 april 1760 gebouwd worden. De statie was niet gelukkig met deze resolutie en diende een tweede verzoek in. De bezwaren waren: 1° de oude kerk was ook pastorie en de woning van de pastoor en 2° de huidige kerk was maar 23 % voet breed en daar kon geen gebouw van 36 voet breed op gebouwd worden. Men ging akkoord met het 2° voorstel, maar moest uiterlijk 1 november 1760 gerealiseerd zijn. In 1805 werd er een orgel in de kerk geplaatst en in 1824 kreeg de kerk een luidklok en konden de katholieken hun geluid door het dorp Oude-Tonge laten weerklinken. In 1888 werd een eerste perceel grond gekocht voor fl.4.350,-- voor nieuwbouw van de kerk. In 1889 werd nog een perceel grond met opstallen gekocht voor fl.5.000,--. De financiële middelen ontbraken steeds om de nieuwbouw te realiseren. Vele oplossingen werden aangedragen en uiteindelijk in 1897 was het financiële plaatje rond en kon de aanbesteding beginnen. Door aankoop en sloop van enige gebouwen is in 1897 een nieuwe kerk gebouwd met de ingang aan de Nieuwstraat.
De eerste paal voor de nieuwe kerk werd geslagen op 15 februari 1897. Op 12 mei 1897 werd de eerste steen gelegd door pastoor Klekamp. Op 2 december 1897 werd de kerk ingezegend. Voorwaar een zeer snelle bouw voor zo’n relatief grote dorpskerk.
Het ontwerp was van de vermaarde bouwmeester J.Th.J. (Jos) Cuypers en de laagste inschrijver was Jac.Groenendaal te Hilversum voor de som van fl47.752 —.
In 1896 verzoek de parochie aan het bisdom Haarlem om de kazuifel van paus Adrianus (hij was ooit pastoor in Goedereede) te verkopen aan baron Van Zuylen Nijevelt. Die het in zijn slotkapel wilde plaatsen. Voor een bedrag van fl.8.000,- à fl.10.000,-. De kazuifel werd niet verkocht, maar in 1914 in bruikleen gegeven aan het bisschoppelijk museum in Haarlem. Nu bevindt het zich in het Catharijnenconvent te Utrecht, waar het nog te bewonderen is.
De kerk is op 2 december 1897 ingewijd en is gewijd aan Onze Lieve Vrouwe Hemelvaart. De vorm is die van pseudo-basiliek. De originele wijze waarop Cuypers vaak zijn stempel zette op het interieur, is ook hier terug te vinden. De versiering werd verzorgd door atelier Cuypers. De glas-in-loodramen, bestaande uit 4 delen (drie boogramen en in het ronde bovenraam), boven het Hoofdaltaar zijn van Jos Cuypers en komen dan ook uit zijn atelier. In het linker raam staat Sanctus Joannes en Andreas; in het middelste raam Sanctus Petrus en Paulus en in het rechterraam Sanctus Jacobus en Thomas. In het ronde raam zijn portretten van diverse personen aangebracht.
De oppervlakte van de kerk was binnenwerks 37,5 m x 17 m, waarvan 12,5 m voor het middenschip. Het tongewelf ligt 16,5 m boven de vloer. De torenklok werd geschonken door bakker Nicolaas de Laat en zijn vrouw Wilhelmina Hameeteman. Deze klok was gemaakt door firma Petit en Fritsen te Aarle-Rixtel.
Op 2 juni 1898 heeft de bisschop Mgr.C.J.M.Bottemanne uit Haarlem de nieuwe kerk plechtig geconsacreerd. In 1934 werden er twee communiebanken geplaatst van marmer en aan de vloer verankerd. De ruimte tussen de twee banken werd opgesierd met een bronzen hekwerk met de volgende tekst: “Wie van dit brood eet, zal leven in eeuwigheid”.
In 1936 werd er een preekstoel van gepolijst hardsteen geplaatst. Het hekwerk en de trap zijn van brons. De leuningen zijn van gepolijst hardhout, evenals de verplaatsbare boekenlegger. De communiebank en de preekstoel vormen één geheel.
Begin 1940 werd besloten de kerk te verfraaien. In 1941 werd het Maria-altaar beschilderd. Deze beschildering is nog steeds te bewonderen. Zij bestaat uit een vrouw (Maria), bekleedt met de zon, sterren en staande op de maan. Zij wordt op de beschildering bedreigd door een draak met zeven koppen en tien horens op elke kop. Daarnaast schilderde Asperlagh ook het Jozef-altaar op. Het beeld van St. Jozef was al aanwezig in de kerk maar werd nu geaccentueerd door wolken en engelen erachter te schilderen.
In december 1941 werd tenslotte een drieluik achter in de kerk geplaatst. In het middelste paneel werd Maria, zittend in de woestijn met kindje op haar schoot afgebeeld. Het paneel links beeldt de H. Jozef uit als timmerman, geholpen door zijn zoon Jezus. Op het rechterpaneel staat een afbeelding van pastoor Ars als biechtvader. De kerk was zodoende behoorlijk opgesierd.
In 1942 werden de muren achter het hoofdaltaar voorzien van schilderingen eveneens door Henk Asperlagh. Links Jezus stervende aan het kruis en aan de rechterzijde de verrijzenis van Jezus uit het graf.
Henk Asperlagh maakte ook in 1942 de gebrandschilderde glas-in-loodramen (naast de kerkdeur); het ene stelt waarschijnlijk Maria Magdalena voor en het andere St.Christoffel, gids en beschermheilige van de reizigers.
In 1946 maakte Henk Asperlagh ook de glas-in-loodramen met de afbeelding van de onderduikers in WO-Il met bovenin de contouren van Oude-Tonge, ter herinnering van de rampwinter 1944-1945 met de inundatie en razzia's en de andere met een voorstelling van O.L.Vrouwe Sterre der Zee (=Maria). Alleen al deze ramen zijn een bezoek aan de kerk meer dan waard.
Een koperen gedenkplaat waarop de namen staan van de 132 parochianen die zijn omgekomen tijdens de watersnoodramp in 1953, herinnert eveneens aan de ramp. Er zijn flink wat mooie glas-in-lood ramen in de kerk te bewonderen.